Boek dat we aan Pieter hebben ge presenteerd als dank voor zij Tsjechov lezing: 

Lees onderstaand enige recensies van dit boek:

De schrijfster :  Guzel Shamilevna Yakhina werd geboren in Kazan.

Haar moeder is arts, terwijl haar vader ingenieur is. Ze sprak thuis Tataars en leerde pas Russisch toen ze naar de kinderopvang ging. Ze studeerde aan de afdeling Vreemde Talen van de Tatar State University of Humanities and Education . In 1999 verhuisde ze naar Moskou. In 2015 studeerde ze af aan de Moscow School of Film met een graad in scenarioschrijven. 

Ze verzette zich tegen de Russische invasie van Oekraïne in 2022 en verklaarde dat "Geloof in vrede een onvervreemdbaar onderdeel was van de Sovjet-kindertijd, en dat geloof in de identiteit van ieder van ons bijdroeg.

Dat geloof leek onwrikbaar, alsof het tot het einde der tijden zou duren. .. Het nieuws van 24 februari 2022 verpletterde me. Mijn wereld stond niet op zijn kop, het was gewoon vernietigd," en voegde eraan toe: "Dit is niet mijn oorlog. Ik weiger het als de mijne te beschouwen."

 

Zuleikha [ Züleikha opent haar ogen ]) is haar debuutroman geschreven in 2015 . Het beschrijft de levens van verschillende mensen, waaronder de titulaire hoofdrolspeler, die van 1930 tot 1946 in ballingschap in Siberië worstelde om te overleven.

Het boek won de Yasnaya Polyana Literary Award en de Big Book Award in 2015. Het is vertaald in eenentwintig talen.

Boekrecensie

Russische literatuur

Een grootse, historische roman over het tragische lot van de Wolgaduitsers

In haar tweede roman duikt Guzel Jachina (‘Zulajka opent haar ogen’) in de tragische geschiedenis van de Wolgaduitsers. Hoe de Sovjets aan de Wolga het communisme oefenden.

Met haar debuutroman ‘Zulajka opent haar ogen’ scoorde de Russisch-Tataarse Guzel Jachina (1977) meteen een monstersucces. De roman was een epische vertelling over de deportatie van de koelakken naar Siberië in de jaren dertig, door de ogen van een eenvoudige vrouw die niet begrijpt wat haar overkomt. De schrijfster baseerde haar boek op het leven van haar grootmoeder, een Tataarse die in 1930 naar Siberië werd afgevoerd. Dat de deportatie van de koelakken in Rusland nog steeds niet is verwerkt, blijkt uit de felle reacties op de tv-verfilming van het boek die momenteel op de Russische televisie te zien is. In veel reacties wordt de televisieserie weggezet als een moedwillige ‘desacralisering van het Sovjetverleden’.

Nu heeft Jachina een tweede roman geschreven – ‘Wolgakinderen’ – over de ‘Sovjetrepubliek van Wolgaduitsers’, die in 1918 in het leven werd geroepen en in 1941 werd opgeheven. De Wolgaduitsers waren op uitnodiging van Catharina De Grote in de achttiende eeuw naar Rusland gekomen als kolonisten in de dorpen langs de Wolga. Daar leefden ze teruggetrokken, zonder buren en met een beperkte kennis van het Russisch. “De Wolgaduitsers waren een soort gijzelaars tussen Duitsland en Rusland,” vertelde de schrijfster in een interview. “Want lange tijd was de Sovjetrepubliek van Wolgaduitsers het uitstalraam van het communisme, bedoeld om tegenover Duitsland te tonen wat voor zegen het communisme wel was. Er zijn in die republiek veel communistische principes voor het eerst uitgeprobeerd. Het was daar dat de eerste tractor werd geïntroduceerd, het was daar dat de eerste collectivisering plaatsvond en de eerste koelakken werden vervolgd. De Sovjetrepubliek van Wolgaduitsers was een soort laboratorium van de revolutie. Maar toen Hitler aan de macht kwam, ging de Sovjetunie de Wolgaduitsers viseren. Ze werden naar Siberië gedeporteerd en de republiek werd opgeheven.”

Rond die historische gebeurtenissen heeft Jachina een groots episch verhaal geweven, waarin ze niet alleen aandacht heeft voor de tragische afloop, maar ook de verloren bestaanswijze van de Wolgaduitsers in beeld brengt.

Duitse poëzie

De roman vangt aan in 1916 in Gnadenthal, een dorp aan de Wolga bewoond door Russische Duitsers. De dorpelingen zijn overwegend boeren. Ze zijn erg bijgelovig en spreken nog steeds het Duits van hun geboortestreek, lang nadat in Duitsland het Hoogduits is ingevoerd.

Hoofdpersoon is schoolmeester Jacob Bach, een stille figuur die meer geïnteresseerd is in Duitse poëzie dan in joelende kinderen. Als herenboer Udo Grimm de schoolmeester opdraagt om zijn dochter Klara Duitse les te geven in de herenboerderij op de andere oever van de Wolga komt het verhaal op gang. Via de gedichten van Goethe ontluikt de liefde tussen Bach en Klara. Als het meisje op een dag bij Bach aan de deur staat – gevlucht voor haar vader – neemt hij haar in huis.

Maar een ongehuwd stel blijkt niet welkom in Gnadenthal. Bach en Klara nemen de wijk naar de herenhoeve op de andere oever, waar ze een geïsoleerd bestaan opbouwen. Als op een dag drie mannen de hoeve binnendringen en Klara verkrachten, verliest Bach zijn spraakvermogen, dermate voelt hij zich schuldig omdat hij zijn geliefde niet heeft kunnen beschermen. En het wordt nog erger: negen maanden later sterft Klara in het kraambed en laat Bach achter met een baby.

Afschermen voor de buitenwereld

Jachina tekent minutieus de evolutie van Bachs gevoelens tegenover het kind. Want aanvankelijk negeert Bach de kleine Anna, maar in de loop van het verhaal wordt zijn liefde voor het meisje steeds groter. Het hele verhaal lang probeert hij haar af te schermen voor de buitenwereld, tot hij haar uiteindelijk moet ‘afgeven’ aan het systeem.

Buiten vinden ondertussen historische veranderingen plaats. Het vreemde is dat Jachina die wel schetst, maar in korte vluchtige scènes. Zo volgt ze het credo ‘Show, don’t tell,’ op eigenzinnige wijze. Het lijkt wel of ze de lezer in dezelfde positie wil plaatsen als de naïeve dorpelingen uit Gnadenthal, die niet weten dat de communistische revolutie heeft plaatsgevonden en niets begrijpen van de nieuwe ideologie, net zoals Zulajka in Jachina’s debuutroman niet begreep waarom ze werd weggevoerd. .

Als Bach een heimelijk bezoek brengt aan de andere oever, snapt hij niet waarom er zoveel boerderijen leegstaan. Van de deportatie van ‘koelakken’ heeft hij nooit gehoord en ook de lezer kan slechts vermoeden dat de ‘rijke’ boeren uit Gnadenthal zijn weggevoerd.

Stalin

Op een bepaald moment wordt Bach door partijideoloog Hoffmann uitgenodigd om de ‘zeden en gewoonten’ van de Gnadenthalers te boek te stellen. Vol overgave pent Bach de gewoonten van de Russische Duitsers neer, wat de schrijfster meteen de gelegenheid biedt om het leven van de Wolgaduitsers beeldend op te roepen. Maar het cynische is dat Hoffmann de mentaliteit van de dorpelingen enkel wil leren kennen om ze kapot te maken. Later moet Bach ‘sprookjes’ schrijven, die Hoffmann stuk voor stuk herwerkt tot propagandamateriaal: “Honderd verhalen door het nietsontziende potlood van Hoffmann omgevormd tot de geschiedenis van de strijd van het arbeidende volk met zijn onderdrukkers.”

Nu en dan waagt de schrijfster zich toch even aan de grote geschiedenis. Een paar keer voert ze Stalin op, met huiveringwekkend resultaat. Zo is er een passage waarin hij de republiek van Wolgaduitsers bezoekt en misnoegd is over de kleinheid van alles, wat vooruitwijst naar de slechte afloop.

Net als Gabriel Garcia Marquez laat Jachina magische elementen toe in haar roman, ze denen het verhaal: in een dorp als Gnadenthal maken bijgeloof en magie nu eenmaal deel uit van het leven. Het feit dat Bach zich onmatig aangetrokken voelt tot onweer, en tijdens stormen vreemde dingen doet, haast alsof hij een weerwolf is, is zo’n magische ingreep.

Een echte vondst is het zwijgen van de schoolmeester. “Bachs zwijgen is het zwijgen van een generatie,” aldus Jachina in een interview. “De zwijgende generatie, dat zijn de mensen die de zware jaren twintig, dertig en veertig in de Sovjetunie bewust hebben beleefd. Zij hebben honger, burgeroorlog, revolutie en deportaties meegemaakt. Maar die mensen spraken daar nooit over.”

Guzel Jachina heeft in ‘Wolgakinderen’ dat verhaal wél willen vertellen, niet rechtlijnig-historisch, maar omzwervend, met volle aandacht voor de kleine levens van mensen die met historische tragedies worden geconfronteerd. Dat de schrijfster zo beeldend en zintuiglijk schrijft, maakt haar roman des te overtuigender.

 

Oordeel: Grootse tragische historische roman met volle aandacht voor kleine levens

verschijnt binnenkort :

Kazan, 1923. Na de Russische Revolutie en de Burgeroorlog woedt een immense, miljoenen levens eisende hongersnood in het uitgestrekte Wolgagebied. Dejev, een zachtaardige treincommandant, en Belaja, een strenge commissaris, hebben de opdracht vijfhonderd ondervoede weeskinderen te evacueren naar het welvarende zuiden. Tijdens de spannende, zes weken durende reis weet Dejev overvallen af te slaan, ziektes te overwinnen en steeds weer water, voedsel en brandstof te vinden.
Op ontroerende wijze wekt Guzel Jachina de arme weeskinderen tot leven, laat ze hun stemmen klinken. Haar roman is een ode aan de menselijkheid in onmenselijke tijden.

Lees ook het interview met Guzel Jachina n.a.l.v. dit boek :

Boek gepresenteerd aan Pieter na zijn Tolstoj lezing :

Een meesterwerk! Enige bijbelse kennis is wel belangrijk om dit boek te kunnen begrijpen. Ook nadat je je eerste verbazing te boven bent, en je realiseert met wie je te maken hebt, blijft de spanning onverminderd.

Michail Boelgakov

Michail Afanasjevitsj Boelgakov (1891 - 1940) werd geboren in Kiev, als zoon van een hoogleraar aan de Kievse academie van geesteswetenschappen. Hij studeerde medicijnen en was werkzaam als journalist. Zijn eerste publicaties verschenen in 1919, in 1925 gevolgd door een verhalenbundel en zijn eerste roman De Witte garde. Hier was zijn toneelstuk De dagen der Toerbins aan voorafgegaan, waarvan de roman een bewerking is. Achteraf beschouwd heeft het toneelstuk wellicht voorkomen dat Boelgakov, als zoveel schrijvers uit de Sovjetperiode (1917 - 1989), in de vernietigingskampen van dictator Stalin is omgekomen: deze laatste was zó enthousiast over het stuk, dat hij er vele opvoeringen van heeft bijgewoond, en dit is vermoedelijk ook de reden waarom hij Boelgakov spaarde. De Witte garde behandelt op aangrijpende wijze de ondergang van de ‘Witten’, die zich verzetten tegen de ‘Roden’ (de bolsjeviki onder leiding van Lenin, Trotski én Stalin), die als overwinnaars uit de Russische revolutie van 1917 tevoorschijn kwamen.

Hoewel hij zijn werk gepubliceerd noch opgevoerd kreeg bleef Boelgakov schrijven. In de laatste vijftien jaar van zijn leven kwamen talloze toneelstukken en vijf romans tot stand zoals De eieren der Ramp-spoed en Hondehart, twee vroege voorbeelden van Russische science-fiction, maar tegelijk satires op de Sovjetsamenleving.

 

Vlak voor zijn dood voltooide Boelgakov zijn grote roman De meester en Margarita, waaraan hij twaalf jaar gewerkt heeft. Daarin wist hij de tragiek van zijn geteisterde vaderland schitterend te vervlechten met die van zijn persoonlijk leven als monddood gemaakte schrijver. De eerste publicatie van dit werk in 1966 in West-Europa maakte hem in één klap wereldberoemd.

Tegenwoordig wordt Boelgakov beschouwd als een van Ruslands beste 20ste-eeuwse schrijvers.

 

Samenvatting

De duivel en zijn handlangers overvallen Moskou. Het moet tussen 1925 en 1940 zijn. De stad is in paniek: willekeurige mensen worden plotseling krankzinnig of onthoofd, veranderen in vampiers of verdwijnen op mysterieuze wijze. Nog voor de komst van de duivel heeft de 'meester' een roman geschreven over Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder die na de kruisiging van Christus zijn handen in onschuld waste. Hoewel zijn boek niet mag verschijnen, wordt hij in de kranten tóch van 'pilatisme' beschuldigd. Zijn geliefde, Margarita, vindt dat hij zich tegen die onrechtvaardigheid moet verzetten maar nog voor hij dat kan overwegen wordt hij gearresteerd en opgesloten in een gekkenhuis.

Margarita, die haar geliefde wil redden, ontmoet het duivelse gezelschap, sluit zich daarbij aan en verandert in een heks. De duivel zelf raakt zo van haar onder de indruk dat hij haar wens vervult. Aan het lijfelijk bestaan van de geliefden komt een eind, zij verlaten Moskou spoorslags door het luchtruim en vinden onderdak in een bescheiden huisje op het platteland waar zij 'voor de rest van de eeuwigheid' mogen blijven.

Michael Boelgakov (1891 - 1940) heeft van 1928 tot vlak voor zijn dood aan De meester en Margarita gewerkt, de periode waarin Rusland door Stalin werd omgevormd tot een communistische terreurstaat. Pas in 1967 verscheen in Moskou een zwaar gecensureerde versie ervan. De eerste vertalingen van deze 'corrupte' tekst zorgden voor een wereldwijde literaire sensatie. Deze uitgave in onze Russische Bibliotheek bevat de complete, ongecensureerde tekst van Boelgakovs satirische en tragikomische huzarenstuk, in de meesterlijke vertaling van Marko Fondse en Aai Prins.

 

Tegenwoordig geldt De meester en Margarita als een van de belangrijkste romans uit de 20ste-eeuwse wereldliteratuur.